Nederlandse politici laten zich steeds explicieter uit over strengere regels voor een veilig internet, constateert internetprovider XS4ALL, organisator van het debat. De SP wil internetproviders verplichten om kinderporno actief te bestrijden. Het CDA wil voorlichting over kindvriendelijke filtersoftware subsidiëren. CDA-Kamerlid Atsma veroordeelde het op internet laten circuleren van een filmpje van de moord op Pascal Triep in Scheveningen als „smakeloos en respectloos.”

Het debat in De Balie, aan de vooravond van Safer Internet Day, moest gaan over de politieke dimensie van veilig internet, maar minstens zo vaak kwamen andere vormen van censuur aan bod: ouders die het surfgedrag van hun kinderen reguleren, en internetproviders die maatregelen nemen. Een vertegenwoordiger van kabelexploitant UPC kondigde aan dat het bedrijf kinderporno niet langer toelaat. Aan de hand van een zwarte lijst van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) worden 300 sites geweerd.

„Principieel onjuist”, vond prof. mr. E. J. Dommering, hoogleraar informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam. „U handelt uitsluitend op grond van politie-informatie. En bovendien haalt u redactionele verantwoordelijkheid in huis. Dat moet u niet willen.” „Dat willen we wel”, hield de UPC’er staande. „Wij vinden kinderporno dermate verwerpelijk dat we het buitensluiten.”

„Toegangverschaffers mogen niets tegenhouden. Dat strijdt met het karakter van internet”, vond Dommering. Hij constateerde een toenemende druk op providers om informatie te controleren en te blokkeren. Daarbij nemen belangengroepen niet alleen kinderporno, maar ook kansspelen, racisme en illegale muziekdownloads op de korrel.

Over het nut en de wenselijkheid van filters als onderdeel van de mediaopvoeding liepen de meningen gisteravond sterk uiteen. Net als over de wenselijkheid van overheidsingrijpen. „We moeten er niet zo bang voor zijn een aantal waarden en normen als kader voor internet te stellen”, zei Havelaar (CU). „De overheid is een afspiegeling van de samenleving, dus waarom zou die dat niet doen?”
Hij noemde een ander voorbeeld: belediging. Havelaar kreeg er zelf mee te maken. „De politie zei toen: Als het in de pers was gebeurd, zouden we het aanpakken, maar op internet hebben we minder mogelijkheden.”